Lijnteelt en verwantschap


Dieren die één of meerdere gemeenschappelijke voorouders hebben zijn verwant;
ze zijn familie van elkaar. Genotypisch lijken verwante dieren meer op elkaar dan willekeurige dieren uit een populatie. Hoe vroeger in de stamboom en/of hoe meer gemeenschapplijke voorouders,
hoe groter de verwantschap. De mate van verwantschap kan worden uitgedrukt in een verwantschapsgraad.

Worden verwante dieren met elkaar gepaard dan ontstaat een nakomeling die is ingeteeld.
De mate van inteelt hangt af van de verwantschap van de ouders en wordt uitgedrukt in een inteeltcoëfficiënt.

Bij inteelt neemt de heterozygotie af. De kans op optreden van erfelijke afwijkingen of ziekten neemt toe. Ook is de gevoeligheid voor ziekten groter, is de weerstand verminderd en neemt de vruchtbaarheid af;
dit wordt wel samengevat alsinteeltdepressie.

Verwantschapsgraad (R)
De verwantschap tussen twee individuen laat zich uitdrukken in een verwantschapsgraad (R). De stambomen van de twee individuen worden op gemeenschappelijke voorouders bekeken. Zijn die er, dan wordt bij beide individuen (a en b) het aantal generaties (na en nb) tot deze gemeenschappelijke voorouders geteld. De som van het aantal generaties (na+nb) is de exponent van ½.

In een formule is de verwantschapsgraad weer te geven als: Rab= Σ(½)na+nb

Zijn er meer gemeenschapplijke voorouders dan wordt de (totale) verwantschapsgraad de som (Σ-teken in formule) van de afzonderlijke verwantschapsgraden.

Inteeltcoëfficient (F)
De mate inteelt van een individu laat zich uitdrukken in een inteeltcoëfficiënt (F).
De stamboom van dit individu (x) wordt bekeken op gemeenschappelijke voorouders aan vader- en moederskant in de stamboom. Zijn die er, dan wordt vanaf de vader (v) en de moeder (m) het aantal generaties (nv en nm) tot de gemeenschappelijke voorouder geteld.
De som van het aantal generaties (nv+nm) is de exponent van ½.

De bijdrage aan de inteeltcoëfficiënt van de gemeenschappelijke voorouder A is in een formule te geven als: Fx= Σ(½)nv+nm+1.

Zijn er meer gemeenschapplijke voorouders dan wordt de (totale) inteeltcoëfficiënt van het individu de som (Σ-teken in formule) van de afzonderlijke inteeltcoëfficiënten
bijgedragen door elk van de paren gemeenschappelijke voorouders.

De inteeltcoëfficiënt is de helft van de verwantschapsgraad van beide ouders.

Een bijzondere situatie ontstaat als één of meer gemeenschappelijke voorouders zelf zijn ingeteeld.
Dit levert een extra bijdrage aan de inteelt van het betreffende individu (x). De inteeltcoëfficiënt (FA) van de ingeteelde gemeenschappelijke voorouder (A) wordt dan mede verwerkt in de bepaling van de inteeltcoëfficiënt van het betreffende individu (x); in een formule krijgen we dan:
 Fx= (½)nv+nm+1. (1 + FA )

Inteelt in populaties
De inteelt in een populatie laat zich uitdrukken door de gemiddelde inteeltcoëfficient van alle individuen in die populatie. Dit is een bewerkelijke berekening. Er zijn een paar andere berekeningsmethodieken voor de inteeltbeoordeling van een populatie ontwikkeld.

Per generatie is de toename van F = 1/8Nm + 1/8Nv, waarin Nm het aantal mannelijke dieren en Nv is het aantal vrouwelijke dieren die deelnemen aan de voortplanting.

Een andere benadering is de relatie van de effectieve populatiegrootte en de inteelttoename.
De effectieve populatiegrootte (Ne ), ook gebaseerd op het aantal mannelijke en vrouwelijke dieren die in een populatie deelnemen aan de voortplanting, laat zich als volgt berekenen: Ne = (4.Nm.Nv )/ (Nm+Nv ), de inteelttoename per generatie is dan 1/2Ne

Deze benaderingen van de inteelttoename per generatie in een populatie is gebaseerd op paringen volgens toeval en gelijke deelname van alle mannetjes aan de fokkerij.

Daar dit veelal niet het geval is kan de werkelijkheid enigszins anders zijn. Een redelijke benadering wordt wel verkregen.

Er bestaan verfijndere technieken voor de berekening. Er kan dan o.a. rekening worden gehouden met de bestaande verwantschap in de populatie en/of een verschillende omvang van deelname van de mannelijke dieren aan de voortplanting. Hier gaan we niet verder op in.

De inteelttoename in een populatie zou per generatie de 0,5% niet moeten overschrijden.

Inteeltdepressie
Door afname van de heterozygotie bij inteelt kan een toename optreden van ongewenste kenmerken of afwijkingen die bij homozygotie voor recessieve allelen manifest worden.

Daar staat tegenover dat de bij toenemende homozygotie de fokzuiverheid voor gewenste kenmerken bij een individu of in een populatie kan toenemen.

Worden kruisingen uitgevoerd met lijnen die zijn ingeteeld dan zal een heterosiseffect optreden welke ongeveer eenzelfde mate een positief effect heeft als binnen de lijnen bepaald wordt door inteeltdepressie in negatieve zin.

Bij het beoordelen van het risico van de mate van inteelt uit een paringscombinatie zal bij een verwantschapsgraad van de partners boven de 10% de paringscombinatie moeten worden ontraden.